Drosera
Moderator: Bestuur
Re: Drosera
Hoi Pim,
Ik zal in mijn eigen fotoarchief gaan spitten of ik goed fotomateriaal heb van Drosera intermedia.
Take care,
Wouter
Ik zal in mijn eigen fotoarchief gaan spitten of ik goed fotomateriaal heb van Drosera intermedia.
Take care,
Wouter
-
- Berichten: 165
- Lid geworden op: 07 sep 2012, 12:41
- Locatie: Rotterdam
Re: Drosera
Pim,
Ik kwam dit tegen, over onze inheemse Drosera's, in:
V. Westhoff, Wilde planten, flora en vegetatie in onze natuurgebieden, deel 3: de hogere gronden
Pagina 175; 177
Uitgave van vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland, 1970 -1973
Even gescand, tezamen met een tekening in hoge resolutie (kan ik niet bijvoegen? -email naar jou?)
Voor mij interessant, misschien iets teveel van het goede voor de standaard Wiki lezer?
Aan jou te beoordelen of dit geschikt is voor de wiki.
Groet, Henk.
Opmerkelijk is dat zo vele planten van het hoogveen, die toch in een koele en vochtige omgeving leven, een duidelijk xeromorfe bouw vertonen, dus eerder aan 'droogte-planten' doen denken. Hun organen vertonen aanpassingen die op bescherming tegen te veel verdamping wijzen. De stengels zijn houtig, de veelal kleine en leerachtige blaadjes hebben een zwak tot sterk omgerolde rand. Toch kan deze xeromorfie, die men aantreft bij struikjes als Veenbes, Lavendelheide, Dopheide, Struikheide en Kraaiheide, niet in relatie staan tot moeilijkheden bij de wateropname. Hoe ligt zulks nu in dit geval? Daartoe moeten we nog even de extreme armoede aan fosfor-verbindingen in herinnering terugroepen die zo karakteristiek is voor het hoogveensubstraat. Fosfor is essentieel voor de opbouw van plantaardige eiwitten. Het is dus voor de hoogveenplanten van belang dat zij slechts een minimale hoeveelheid eiwit behoeven te produceren. Dit brengt met zich mee dat de massa gevormd protoplasma in hun lichaamscellen zo klein mogelijk is. Aangezien nu de capaciteit tot waterberging van iedere plant in het protoplasma gelegen is, wordt hierdoor het gevaar van uitdroging vergroot. De plant kan dit compenseren door inrichtingen die de verdamping tegengaan. Men noemt deze bijzondere vorm van xeromorfie wel 'peinomorfose', letterlijk 'aan gebrek aangepaste vorm'. Het is in dit verband hoogst interessant te weten dat de fragiele plantjes die tot het genus Zonnedauw (Drosera) behoren deze xeromorfe bouw missen, maar dan ook door het vangen van insecten in hun eiwitbehoefte kunnen voorzien. Hun vaak helemaal rood gekleurde blaadjes dragen aan de bovenzijde haarvormige uitsteeksels, tentakels geheten, die een kleverig vocht afscheiden dat, zoals de naam reeds zegt, als dauw in de zon kan schitteren, maar voor het kleine gedierte wat ermee in aanraking komt weinig goeds inhoudt. Het bevat namelijk een enzym dat eiwitten splitsen kan en in de zure omgeving waarin de plantjes groeien als een soort maagsap werkt. De hierdoor verkregen voedseloplossing gaat via de tentakels naar het blad, dat zich inmiddels geheel om het gevangen insect heeft gekromd, om zich later weer te ontrollen en het lege huid je aan weer en wind prijs te geven.
Hoewel de drie soorten Drosera die ons land nog rijk is, met name Ronde Zonnedauw (D. rotundifolia), Kleine Zonnedauw (D. intermedia) en Lange Zonnedauw (D. anglica), zich alle op deze wijze van fosfor en stikstof voorzien, zijn ze blijkbaar toch niet geheel onafhankelijk van wat de ondergrond verder nog heeft aan te dragen. We vinden althans de Ronde Zonnedauw op de meest voedselarme plekken met een zo stabiel mogelijke waterhuishouding, de Lange Zonnedauw daarentegen in de minst voedselarme gedeelten terwijl de Kleine Zonnedauw oecologisch tussen beiden instaat. Uit het voorgaande mag men echter niet afleiden dat de Lange Zonnedauw dan wel de gewoonste van de drie zal zijn, want dat is geenszins waar. Het is integendeel een plant die bij ons altijd slechts sporadisch voorkwam en tegenwoordig nog maar op een doodenkel plekje te vinden is. Afgaande op haar groeiplaatsen elders in Europa vraagt ze uiterst specifieke, zeer precies uitgebalanceerde levensomstandigheden zoals die in het bijzonder kunnen voortvloeien uit het contact tussen hoogveen en kalkgrond. De beide andere Zonnedauw-soorten zijn plaatselijk nog wel en dan in soms grote hoeveelheden aanwezig.
Dat Ronde en Kleine Zonnedauw ieder hun eigen standplaats hebben kunnen we gemakkelijk zien waar ze in eikaars nabijheid groeien. Hoogvenen, en vaak ook drassige heiden, vertonen namelijk aan hun oppervlak doorgaans een min of meer duidelijk ontwikkeld reliëf, een afwisseling van hier hogere en daar lagere plekken, dat in eerste instantie door de plantengroei zelf wordt opgeroepen. Dit mozaïek van bulten en slenken kan in hoogvenen, al naar de aard der omstandigheden, van nogal uiteenlopend formaat zijn, variërend tussen nauwelijks waarneembare hoogteverschilletjes en zeer hobbelige toestanden met wel enkele meters verschil. In het algemeen is het complex van bulten en slenken zwak ontwikkeld onder meer oceanische omstandigheden, sterk daarentegen in continentale en noordelijke streken.
Zo'n geheel van terreinverheffingen en -inzinkingen vertegenwoordigt binnen een hoogveengebied opnieuw een verdeling in voedselarmere en -rijkere plaatsen, ditmaal op zeer kleine schaal. Daarbij stellen de bulten het extreem oligotrofe, tevens meest organische en wat de waterbalans betreft minst wisselvallige element voor. In de slenken staan evenwel juist wat meer voedingsstoffen voor de planten ter beschikking, terwijl ze bovendien een meer mineraal karakter hebben en een waterhuishouding met sterkere fluctuaties. Hoewel het steeds om slechts minimale verschillen gaat, zijn die blijkbaar toch voldoende om de Ronde Zonnedauw tot de bulten en de Kleine Zonnedauw tot de slenken te beperken. De laagten waarin we, behalve die Kleine Zonnedauw, ook soorten als Sphagnum cuspidatum en Witte Snavel-bies aantreffen, zijn niet altijd begroeid. In vele gevallen blijven ze gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk kaal en bevatten ze slechts zwarte, al of niet door een laagje water bedekte veenmodder. Af en toe kunnen ze zelfs oppervlakkig uitdrogen.
Tekening in lage resolutie:
Ik kwam dit tegen, over onze inheemse Drosera's, in:
V. Westhoff, Wilde planten, flora en vegetatie in onze natuurgebieden, deel 3: de hogere gronden
Pagina 175; 177
Uitgave van vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland, 1970 -1973
Even gescand, tezamen met een tekening in hoge resolutie (kan ik niet bijvoegen? -email naar jou?)
Voor mij interessant, misschien iets teveel van het goede voor de standaard Wiki lezer?
Aan jou te beoordelen of dit geschikt is voor de wiki.
Groet, Henk.
Opmerkelijk is dat zo vele planten van het hoogveen, die toch in een koele en vochtige omgeving leven, een duidelijk xeromorfe bouw vertonen, dus eerder aan 'droogte-planten' doen denken. Hun organen vertonen aanpassingen die op bescherming tegen te veel verdamping wijzen. De stengels zijn houtig, de veelal kleine en leerachtige blaadjes hebben een zwak tot sterk omgerolde rand. Toch kan deze xeromorfie, die men aantreft bij struikjes als Veenbes, Lavendelheide, Dopheide, Struikheide en Kraaiheide, niet in relatie staan tot moeilijkheden bij de wateropname. Hoe ligt zulks nu in dit geval? Daartoe moeten we nog even de extreme armoede aan fosfor-verbindingen in herinnering terugroepen die zo karakteristiek is voor het hoogveensubstraat. Fosfor is essentieel voor de opbouw van plantaardige eiwitten. Het is dus voor de hoogveenplanten van belang dat zij slechts een minimale hoeveelheid eiwit behoeven te produceren. Dit brengt met zich mee dat de massa gevormd protoplasma in hun lichaamscellen zo klein mogelijk is. Aangezien nu de capaciteit tot waterberging van iedere plant in het protoplasma gelegen is, wordt hierdoor het gevaar van uitdroging vergroot. De plant kan dit compenseren door inrichtingen die de verdamping tegengaan. Men noemt deze bijzondere vorm van xeromorfie wel 'peinomorfose', letterlijk 'aan gebrek aangepaste vorm'. Het is in dit verband hoogst interessant te weten dat de fragiele plantjes die tot het genus Zonnedauw (Drosera) behoren deze xeromorfe bouw missen, maar dan ook door het vangen van insecten in hun eiwitbehoefte kunnen voorzien. Hun vaak helemaal rood gekleurde blaadjes dragen aan de bovenzijde haarvormige uitsteeksels, tentakels geheten, die een kleverig vocht afscheiden dat, zoals de naam reeds zegt, als dauw in de zon kan schitteren, maar voor het kleine gedierte wat ermee in aanraking komt weinig goeds inhoudt. Het bevat namelijk een enzym dat eiwitten splitsen kan en in de zure omgeving waarin de plantjes groeien als een soort maagsap werkt. De hierdoor verkregen voedseloplossing gaat via de tentakels naar het blad, dat zich inmiddels geheel om het gevangen insect heeft gekromd, om zich later weer te ontrollen en het lege huid je aan weer en wind prijs te geven.
Hoewel de drie soorten Drosera die ons land nog rijk is, met name Ronde Zonnedauw (D. rotundifolia), Kleine Zonnedauw (D. intermedia) en Lange Zonnedauw (D. anglica), zich alle op deze wijze van fosfor en stikstof voorzien, zijn ze blijkbaar toch niet geheel onafhankelijk van wat de ondergrond verder nog heeft aan te dragen. We vinden althans de Ronde Zonnedauw op de meest voedselarme plekken met een zo stabiel mogelijke waterhuishouding, de Lange Zonnedauw daarentegen in de minst voedselarme gedeelten terwijl de Kleine Zonnedauw oecologisch tussen beiden instaat. Uit het voorgaande mag men echter niet afleiden dat de Lange Zonnedauw dan wel de gewoonste van de drie zal zijn, want dat is geenszins waar. Het is integendeel een plant die bij ons altijd slechts sporadisch voorkwam en tegenwoordig nog maar op een doodenkel plekje te vinden is. Afgaande op haar groeiplaatsen elders in Europa vraagt ze uiterst specifieke, zeer precies uitgebalanceerde levensomstandigheden zoals die in het bijzonder kunnen voortvloeien uit het contact tussen hoogveen en kalkgrond. De beide andere Zonnedauw-soorten zijn plaatselijk nog wel en dan in soms grote hoeveelheden aanwezig.
Dat Ronde en Kleine Zonnedauw ieder hun eigen standplaats hebben kunnen we gemakkelijk zien waar ze in eikaars nabijheid groeien. Hoogvenen, en vaak ook drassige heiden, vertonen namelijk aan hun oppervlak doorgaans een min of meer duidelijk ontwikkeld reliëf, een afwisseling van hier hogere en daar lagere plekken, dat in eerste instantie door de plantengroei zelf wordt opgeroepen. Dit mozaïek van bulten en slenken kan in hoogvenen, al naar de aard der omstandigheden, van nogal uiteenlopend formaat zijn, variërend tussen nauwelijks waarneembare hoogteverschilletjes en zeer hobbelige toestanden met wel enkele meters verschil. In het algemeen is het complex van bulten en slenken zwak ontwikkeld onder meer oceanische omstandigheden, sterk daarentegen in continentale en noordelijke streken.
Zo'n geheel van terreinverheffingen en -inzinkingen vertegenwoordigt binnen een hoogveengebied opnieuw een verdeling in voedselarmere en -rijkere plaatsen, ditmaal op zeer kleine schaal. Daarbij stellen de bulten het extreem oligotrofe, tevens meest organische en wat de waterbalans betreft minst wisselvallige element voor. In de slenken staan evenwel juist wat meer voedingsstoffen voor de planten ter beschikking, terwijl ze bovendien een meer mineraal karakter hebben en een waterhuishouding met sterkere fluctuaties. Hoewel het steeds om slechts minimale verschillen gaat, zijn die blijkbaar toch voldoende om de Ronde Zonnedauw tot de bulten en de Kleine Zonnedauw tot de slenken te beperken. De laagten waarin we, behalve die Kleine Zonnedauw, ook soorten als Sphagnum cuspidatum en Witte Snavel-bies aantreffen, zijn niet altijd begroeid. In vele gevallen blijven ze gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk kaal en bevatten ze slechts zwarte, al of niet door een laagje water bedekte veenmodder. Af en toe kunnen ze zelfs oppervlakkig uitdrogen.
Tekening in lage resolutie:

Laatst gewijzigd door henkg op 16 feb 2013, 13:54, 3 keer totaal gewijzigd.
Nu bijna niks, alleen: D. capensis Giant, Dionaea muscipula "typical"
-
- Berichten: 701
- Lid geworden op: 28 dec 2011, 11:39
- Locatie: Pijnacker
- Contacteer:
- PiLa
- Berichten: 282
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 19:08
- Contacteer:
Re: Drosera
Hoi Henk,
Leuk stukje. Weet zelf alleen nog niet hoe dat in de carnipedia zou moeten passen... het valt ook niet onder 1 soort.
mocht iemand een idee hoe ik het kan invoegen dan hoor ik het graag. Ik denk er ook nog even over.
jammer dat je moeite niet meteen beloond wordt met invoeging in de carnipedia
Pim.
Leuk stukje. Weet zelf alleen nog niet hoe dat in de carnipedia zou moeten passen... het valt ook niet onder 1 soort.
mocht iemand een idee hoe ik het kan invoegen dan hoor ik het graag. Ik denk er ook nog even over.
jammer dat je moeite niet meteen beloond wordt met invoeging in de carnipedia

Pim.
- Jeroen
- Berichten: 546
- Lid geworden op: 02 apr 2011, 14:27
- Locatie: Utrecht
- Contacteer:
Re: Drosera
In het artikel van Wouter staat dat de d. Intermedia zelfbestuivend is. Zijn de andere twee inheemse soorten ook zelfbestuivend? Heb ze bij elkaar in de moerasbak staan en vind het wel leuk om de zaadjes te oogsten t.z.t.
-
- Berichten: 231
- Lid geworden op: 05 feb 2013, 21:58
Re: Drosera
ja, drosera zijn over het het algemeen zelfbestuivend, maar naar mijn weten zijn er uitzonderingen.
- Glabosch
- Berichten: 1094
- Lid geworden op: 08 apr 2012, 04:43
- Locatie: Nijmegen (Beuningen)
Re: Drosera
Dwergdrosera's weer niet.. Maar die maken gemmae dus dat is ook niet zo belangrijk, tenzij je wilt kruizenSanderFokkes schreef:ja, drosera zijn over het het algemeen zelfbestuivend, maar naar mijn weten zijn er uitzonderingen.
My fake plants died because I did not pretend to water them...
Kweeklijst
Moerasbak
Paludarium
Heb je nog vragen?

Kweeklijst
Moerasbak
Paludarium
Heb je nog vragen?

- Rene Flierman
- Berichten: 2302
- Lid geworden op: 07 okt 2008, 17:31
- Locatie: zwolle
- Jeroen
- Berichten: 546
- Lid geworden op: 02 apr 2011, 14:27
- Locatie: Utrecht
- Contacteer:
Re: Drosera
Dank!
Dan zadel ik de zaadbank niet op met allerlei idiote kruisingen
Dan zadel ik de zaadbank niet op met allerlei idiote kruisingen

-
- Berichten: 1419
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 18:18
- Locatie: Mijdrecht
Re: Drosera
Nog een algemeen carnipedia puntje: Als we teksten gaan opnemen van bestaande publicaties en niet door leden geschreven (of op z'n minst bewerkte) teksten komen er twee zaken in beeld die belangrijk zijn.
1. We moeten bronvermelding toepassen (ere wie ere toekomt).
2. Als er nog auteursrechten op de tekst zitten hebben we toestemming nodig.
1. We moeten bronvermelding toepassen (ere wie ere toekomt).
2. Als er nog auteursrechten op de tekst zitten hebben we toestemming nodig.
IUCN-CPSG Communications Officer
Secretary Ark of Life Foundation
Secretary Ark of Life Foundation